Té activistisch, té ver

De uitspraak van de Haagse rechtbank gaat juridisch erg ver, té ver. Het vonnis is een complexe hinkstapsprong, maar dan niet een met drie maar tenminste vijf of zes sprongen. Wat in het omstandig gemotiveerde vonnis gebeurt is, dat er uit klimaatafspraken tussen staten via een ingewikkeld hinkelspel dat die afspraken uitlegt als civielrechtelijke zorgvuldigheidsplichten, gewerkt wordt naar een conclusie van onrechtmatig handelen van de overheid bij niet nakoming van die afspraken. Daaruit volgen dan weer juridische aanspraken en rechten die Urgenda als organisatie heeft op nakoming van die klimaatafspraken. Doelstellingen worden zorgplichten, verdragsrechtelijke zorgplichten worden civielrechtgelijke zorgvuldigheidsverplichtingen, en die worden dan weer aanspraken uit onrechtmatige daad. Dat is een ‘non-sequitur’; het een volgt niet automatisch uit het ander. Dat een zorgplicht die een overheid heeft ineens omslaat in een aanspraak voor een burger is erg onwenselijk (en ook juridisch niet houdbaar). Neem bijvoorbeeld de afspraken die Nederland heeft gemaakt in verband met het Europese Stabiliteits- en groeipact 1997. Die houden in dat ons begrotingstekort niet groter dan 3% mag zijn en de staatsschuld niet groter dan 60% van het BBP. In 2013 en 2104 was het begrotingstekort groter dan 3% en al meer dan vijf jaar lang is de Nederlandse staatsschuld groter dan 60% van het BBP. Moeten burgers of een vereniging de mogelijkheid krijgen Minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem via een bevel te dwingen midden in een economische crisis die doelstelling te behalen omdat de belanghebbenden dat belangrijker vinden dan alle andere onderdelen van beleidsvoering? Natuurlijk niet. Individuele rechten en aanspraken afleiden uit zorgplichten en doelstellingen die staten met elkaar afspreken gaat niet aan. Het verstoort integrale politieke afwegingen en maakt staten kopschuw om afspraken met elkaar te maken.