Je verliest proportionaliteit, of krijgt een hele grote Tweede Kamer
Om proportionaliteit te garanderen moet er vaak een groot aantal zetels worden toegevoegd aan de Tweede Kamer. In het Duitse kiesstelsel wordt de helft van de zetels via districten verdeeld, terwijl de andere helft wordt gebruikt om het totale aantal zetels van een partij overeen te laten komen met het percentage stemmen van die partij. Een voorbeeld: stel een Kamer bestaat uit 20 zetels en er zijn 10 districten. In 5 van de 10 districten wint de grootste partij: de VVD, maar de VVD heeft slechts 20% van de stemmen gekregen. Ze zouden dus recht hebben op 4 zetels, maar ze hebben er 5 gewonnen. Ze hebben er dus 1 te veel (dit wordt een overhangzetel genoemd). Om proportionaliteit te garanderen, moeten er zetels aan de Kamer worden toegevoegd om ervoor te zorgen dat hun 5 zetels 20% van het totaal uitmaken. In dit geval zouden er dan 5 zetels aan de Kamer moeten worden toegevoegd zodat het totaal op 25 komt. Dan zijn hun 5 zetels weer 20% van het totale aantal zetels van 25, maar de grootte van de Kamer is wel flink toegenomen. Bovendien is de grootte van de Kamer na iedere verkiezing weer verschillend, afhankelijk van hoeveel stemmen iedere partij heeft gekregen en hoeveel overhangzetels er zijn.
Hoe Duitsland om ging met 'overhangzetels' (de extra zetels bovenop waar je proportioneel recht op zou hebben), was door het te negeren. De overhangzetels mochten dus worden behouden, waardoor proportionaliteit verloren ging. In 2013 heeft het Constitutioneel Hof besloten dat dit ongrondwettelijk was, aangezien dit niet zorgt voor proportionele volksvertegenwoordiging.